
Wat is het RS-virus?
RS-virus (RSV) staat voor Respiratoir Syncytieel-virus. Het is één van de meest voorkomende verkoudheidsvirussen en de meest frequente oorzaak van luchtweginfecties bij kinderen. Het RS-virus is erg besmettelijk. Het verspreidt zich via druppeltjes die vrijkomen bij hoesten, niezen of praten. Het virus kan zo’n 6-12 uur buiten het lichaam blijven leven, waardoor besmetting ook via oppervlakken kan plaatsvinden (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding, 2025).
Het RS-virus komt heel veel voor. Wereldwijd is het de meest voorkomende oorzaak van infecties van de onderste luchtwegen bij kinderen (Nair et al., 2010). Op een leeftijd van 2 jaar, heeft 95% van alle kinderen minimaal één RSV-infectie doorgemaakt.
Bij welke baby’s is een RSV-infectie een probleem?
Bij de meeste kinderen uit het virus zich door verkoudheidsklachten, maar pasgeboren baby’s, prematuren en baby’s met onderliggende ziekten kunnen ernstig ziek worden door het virus. Jaarlijks belanden in Nederland 1 à 2 op de 100 kinderen onder de 1 jaar in het ziekenhuis door het RS-virus. Bij 10% van deze kinderen is een opname op de intensive care noodzakelijk. Er is geen specifieke behandeling tegen het RS-virus, dus de behandeling is voornamelijk gericht op ondersteuning en symptoombestrijding.
Wat houdt de RSV-vaccinatie/immunisatie in?
In principe krijgen de meeste baby’s al in de baarmoeder antistoffen (type IgG) tegen het RS-virus via de placenta. De overdracht hiervan vindt voornamelijk plaats in het derde trimester, waardoor extreme prematuren vaak nauwelijks antistoffen hebben meegekregen.
Hoewel de meeste baby’s bij de geboorte dus enigszins beschermd zijn tegen een (ernstige) RSV-infectie, loopt de hoeveelheid antistoffen na de geboorte snel terug. RSV IgG antilichamen hebben namelijk een halfwaardetijd van ongeveer anderhalve maand (Wang et al., 2023). Al na 3 maanden is de bescherming vanuit deze IgG antilichamen dus nog maar minimaal. (Als een baby langer dan 3 maanden moedermelk krijgt, krijgt deze ook na de 3 maanden tijd nog antilichamen van de moeder. Dit zijn echter IgA antilichamen en die hebben een andere werking (zie paragraaf ‘Moedermelk’ verderop).)
Naast het geven van borstvoeding, kan een baby tegenwoordig ook tegen (ernstige) RSV-infecties worden beschermd door vaccinatie (van de moeder) of immunisatie (baby). Bij een vaccinatie wordt meestal een verzwakte of dode vorm van het virus toegediend en wordt het immuunsysteem gestimuleerd om antistoffen te maken. Bij immunisatie worden deze antistoffen (immunoglobulinen) direct toegediend en hoeft het lichaam dus geen afweerreactie in gang te zetten. Hierdoor treden er bij een immunisatie vaak minder bijwerkingen op.
Baby’s die een sterk verhoogde kans op ernstige RSV-infecties hebben, komen al sinds het jaar 2000 in aanmerking voor immunisatie met palivizumab. In 2002 werd een nieuwe immunisatie op de Europese markt toegelaten. Deze prik, nirsevimab, maakt sinds september 2025 onderdeel uit van het Rijksvaccinatieprogramma en is daarmee dus beschikbaar voor alle baby’s. Daarnaast bestaat er nog de mogelijkheid voor maternale vaccinatie (vaccinatie van de moeder) met Abrysvo. Deze vaccinatie wordt echter niet vergoed en moet dus zelf betaald worden. In het volledige artikel gaan we uitgebreid in op de verschillende vaccinaties/immunisaties, de wetenschappelijke onderzoeken, de bijwerkingen en voor- en nadelen.
Wat zijn alternatieven?
– Moedermelk: verschillende studies laten zien dat borstvoeding enige bescherming kan bieden tegen een ernstige RSV-infectie. Moedermelk kan op verschillende manieren bijdragen aan een betere afweer van de baby. Op het moment dat een baby wordt geboren, is het immuunsysteem nog niet helemaal af. De darmwand laat nog meer ziektekiemen door en de aanmaak van antistoffen werkt nog niet zo efficiënt (Hanson, 2004). Hierdoor kunnen ziektekiemen makkelijker doordringen tot in de bloedbaan. Het immuunsysteem ontwikkelt zich door blootstelling aan ziekteverwekkers; het wordt als het ware “getraind”. Moedermelk helpt hierbij. Deze bevat namelijk antistoffen, met name van het type IgA. Deze antilichamen werken vooral in de darmen en de slijmvliezen. Ze hechten zich aan bacteriën en virussen en voorkomen dat deze in de bloedbaan terechtkomen. Als een moeder ooit besmet is geweest met het RS-virus, zal haar moedermelk deze specifieke antistoffen bevatten. In het volledige artikel lees je de verschillende onderzoeken hierover.
– Flesvoeding met HMO: het is bekend dat de lange suikerketens (oligosacchariden) uit moedermelk kunnen helpen bij de bescherming tegen infecties, maar er is ook enig bewijs dat de toevoeging van synthetische HMOs (human milk oligosacchariden) aan flesvoeding een vergelijkbaar effect heeft (Tonon et al., 2024).
– Vitamine D: Vitamine D heeft veel verschillende functies in het menselijk lichaam: het draagt o.a. bij aan een goede botgezondheid, spierfunctie, celvernieuwing en aan een goed functionerend immuunsysteem. Verschillende studies hebben laten zien dat er een mogelijk verband is tussen een lage vitamine D status bij de baby, meestal bij de geboorte gemeten in het navelstrengbloed, en het risico op een virale infectie van de onderste luchtwegen, zoals een RSV-infectie (Belderbos et al., 2011; Ferolla et al., 2022; Karatekin et al., 2009; McNally et al., 2009; Roth et al., 2010). De studies waren echter voornamelijk observatiestudies onder kleine groepen moeders/baby’s, waardoor een causaal verband niet kan worden aangetoond. Twee studies waarbij vitamine D werd gemeten op het moment van de infectie, spreken dit verband bovendien tegen (Beigelman et al., 2015; Roth et al., 2009). Om een causaal verband aan te tonen, zou een RCT nodig zijn. Deze is tot op heden niet gedaan.