In Nederland krijgt 0,1 tot 2,0% van de zwangeren in de tweede helft van de zwangerschap te maken met hevige jeuk in combinatie met een hoge waarde van galzure zouten in het bloed. Oftewel; zwangerschapscholestase. Meestal wordt de baring eerder ingeleid vanwege de mogelijke complicaties die kunnen optreden bij zwangerschapscholestase. Het beleid kan verschillen: niet alle ziekenhuizen houden dezelfde afkapwaarden van galzure zouten in het bloed aan.
Hoe ontstaat zwangerschapscholestase?
Gal wordt in de lever gemaakt en opgeslagen in de galblaas. Wanneer de doorstroom van gal van de lever naar de galblaas vertraagt of stopt, ontstaat er een ophoping van galzure zouten in de lever, en komen de galzure zouten in de bloedbaan terecht. Daarbij komt (hevige) jeuk voor, terwijl er geen sprake is van huidafwijkingen. De jeuk is vaak het heftigst op handpalmen en voetzolen, maar kan over het hele lichaam voorkomen. Meestal nemen de jeukklachten in de avond en ‘s nachts toe, wat kan leiden tot slaapproblemen.
Hoe vaak komt het voor?
In Nederland krijgt 0,1 tot 2,0% van de zwangeren in de tweede helft van de zwangerschap te maken met deze complicatie, die zwangerschapscholestase genoemd wordt. Zij hebben hevige jeuk in combinatie met een hoge waarde van galzure zouten van > 10 μmol/l.
Het advies is om bij de aanwezigheid van zwangerschapscholestase de zorg over te dragen aan de tweedelijn, waar medicatie tegen de jeuk voorgeschreven kan worden. De meest gebruikte en meest onderzochte medicatie is ursodeoxycholzuur. De onderzoeken zijn het niet eens over of zwangeren baat hebben bij deze medicatie. Het gebruik van de medicatie vermindert de kans op complicaties niet.
Wat is de oorzaak van zwangerschapscholestase?
Er zijn verschillende factoren die de leverfunctie in de zwangerschap (en daarmee de doorstroom van gal) kunnen beïnvloeden. Meestal ontstaat zwangerschapscholestase door een combinatie van factoren. Hieronder benoemen we de factoren kort, in het artikel wordt dit verder toegelicht.
- Oestrogeen
De verhoogde concentratie van oestrogenen vanaf ongeveer 30 weken zwangerschap kan (waarschijnlijk in combinatie met een genetische aanleg) leiden tot zwangerschapscholestase. - Progesteron
Progesteron speelt waarschijnlijk ook een rol bij het ontstaan van zwangerschapscholestase. - Genmutatie
Een genmutatie kan de oorzaak zijn van het ontstaan van zwangerschapscholestase. Een dergelijke genmutatie komt bij 10 tot 15% van de zwangeren met zwangerschapscholestase voor. - Medicatie
Van een aantal soorten medicatie is bekend dat ze kunnen bijdragen aan het ontstaan van zwangerschapscholestase. De volledige lijst is hier te vinden. - Voeding
Waarschijnlijk zijn er nog meer factoren die een rol spelen in het ontstaan van zwangerschapscholestase, waarbij voeding een rol zou kunnen spelen.
In het volledige artikel wordt er verder ingegaan op welke zwangeren een verhoogde kans hebben op het ontwikkelen van zwangerschapscholestase.
Wat is het beleid?
Vanwege de hogere kans op complicaties is het advies om:
- in de tweedelijn te bevallen met CTG-bewaking, meer hierover lees je bij Conditie van de baby;
- bij waarden boven de 40 μmol/l bij 37 weken de baring in te leiden en bij waarden onder de 40 μmol/l niet langer dan tot 40 weken te wachten. De complicaties die voorkomen bij zwangerschapscholestase zijn: sterfte van de baby tijdens de zwangerschap, de aanwezigheid van meconiumhoudend vruchtwater, meer kans op spontane vroeggeboorte, asfyxie en ademhalingsproblemen bij de baby na de geboorte.
Wat is de onderbouwing van het beleid?
Recenter onderzoek laat zien dat de kans op complicaties met name toeneemt bij waarden boven de 100 μmol/l. De kans op plotselinge sterfte van de baby neemt dan toe van ongeveer 0,3% naar 3,44%.
De aanwezigheid van meconiumhoudend vruchtwater lijkt niet te leiden tot meer Meconium Aspiratie Syndroom. Dit is waarschijnlijk omdat de oorzaak niet ligt in hypoxie (en placentaproblematiek), maar omdat de galzure zouten zorgen voor stimulatie van de darmen. De relatie tussen asfyxie en zwangerschapscholestase komt niet heel duidelijk naar voren uit de onderzoeken. Door wisselende definities van asfyxie in de verschillende onderzoeken, is het lastig om daar een uitspraak over te doen.
Is afwachten met inleiden een optie?
Bij waarden tot 100 μmol/l lijkt het verantwoord om af te wachten met inleiden, maar dit is ook afhankelijk van de conditie (en jeukklachten) van de moeder. Ook is dit maar tot 39 weken onderzocht. Hoe het met inleiden en zwangerschapscholestase (bij waarden tot 100 μmol/l ) zit na 39 weken, is niet onderzocht. Bij waarden van 100 μmol/l en hoger is niet duidelijk wat het beste moment van inleiden is, al zal dat vermoedelijk tussen de 36 en 38 weken zijn. In het artikel vind je de toelichting van de verschillende wetenschappelijke onderzoeken over de grens van 40 en 100 μmol/l.
In het uitgebreide artikel lees je alles over de onderzoeken en de bewijskracht van bestaand beleid.
Nog geen lid van Vraag de Vroedvrouw maar wel benieuwd naar het hele artikel? Word nu lid!