Te veel vruchtwater
Te veel vruchtwater?
Er worden 2 manieren gebruikt om de hoeveelheid vruchtwater te meten met behulp van een echo: AFI en DP. Bij AFI worden er 4 pockets vruchtwater gemeten in centimeters en bij elkaar opgeteld. Wanneer de DP meer dan 8 centimeter is of de AFI meer dan 25 centimeter, dan spreken we van ‘teveel’ vruchtwater ofwel polyhydramnion.
Ook hier hebben we te maken met twee uitdagingen (zoals ook beschreven in het blog over te weinig vruchtwater, oligohydramnion):
- We weten niet precies hoeveel vruchtwater normaal is en wanneer het niet normaal is.
- Het meten met een echo is niet 100% nauwkeurig en kan van moment tot moment en tussen zorgverleners verschillen.
In tegenstelling tot bij ‘te weinig vruchtwater’ is polyhydramnion wel op zichzelf staand geassocieerd met een aantal complicaties. Voordat we daar induiken, eerst:
Hoe komt het eigenlijk?
In 60-70% van de gevallen wordt geen oorzaak gevonden.
In de andere 30-40% van de gevallen kan het komen door:
Een aandoening bij de baby (meestal een aandoening waardoor slikken niet goed gaat of de urineproductie overmatig is) een infectie bij de baby, bloedgroepimmunisatie, drugsgebruik, diabetes (mellitus) die niet goed gereguleerd is.
In 80% van de gevallen is er sprake van milde polyhydramnion, een gematigde of ernstige polyhydramnion is AFI > 30 of DP >11.
Wanneer er sprake is van een polyhydramnion, wordt dit vaker gezien (in vergelijking met normaal vruchtwater):
- Instabiele ligging
- Dwarsligging
- Vroeggeboorte
- Navelstrengprolaps
- Placentaloslating
- Fluxus
Ik heb ervoor gekozen om geen absolute cijfers te noemen, alhoewel nog steeds relatief laag, omdat dat meer context nodig heeft. Verschillende onderzoeken laten verschillende cijfers zien en de mate van de polyhydramnion speelt ook een rol. Dit neem ik in de toekomst meer voor een artikel voor Vraag de Vroedvrouw.
Is inleiden de oplossing?
Het advies is vaak om (afhankelijk van de situatie) onder begeleiding vliezen te breken rond 38/39 weken zwangerschap. Het idee is dat de kans op oa een navelstrengprolaps dan kleiner is. Er is geen kwalitatief goed onderzoek dat gebruikt kan worden voor uitspraken over ‘het beste beleid’. Wat mee kan wegen in het maken van een plan is: eventuele oorzaak, gezondheid / klachten bij de zwangere, ligging van de baby en indien van toepassing obstetrische anamnese (eventuele eerdere baringen).