Er is sinds mensenheugenis over beslissingen gedacht, gepraat en geschreven. Zijn mensen in staat autonoom keuzes te maken, of hebben ze daarvoor god, heer of verlicht heerser nodig? En als het eerste waar is, maar het tweede een politiek (machts)doel, hoe kan de massa dan overtuigd raken dat ze beter af zijn zonder te veel zeggenschap over het eigen leven, zodat ze uit liefde óf angst (of een mengelmoes van beiden) de regie uit handen geven?
Het (beïnvloeden van) gedrag en keuzes zou je zelfs als een rode draad door en bepalend voor de menselijke geschiedenis kunnen zien. De keuze voor goed of slecht, verlichting of zonde, individueel of collectief belang, maar ook voor Apple of Samsung, sportschool of Netflix.
De wetenschap van besluitvorming is lang het domein geweest van economen; het voorspellen van sociaal gedrag hangt sterk samen met hoe mensen beslissingen nemen over middelen en rijkdom (Wargo, 2011). Economen gingen er lang van uit dat mensen rationeel zijn als het op geld aankomt. Het zou volgens deze gedachtegang onlogisch zijn dat mensen beslissingen nemen die tegen hun eigen belangen ingaan.
Prospecttheorie
Aan het einde van de 20e eeuw begonnen psychologen en economen samen te werken om te begrijpen hoe mensen werkelijk beslissingen nemen. In 1979 introduceerden Daniel Kahneman en Amos Tversky de prospecttheorie (Levy, 1992). Deze theorie stelt dat mensen niet altijd beslissingen nemen op basis van verwachte waarde of nut. In plaats daarvan hebben ze de neiging om risico’s anders te wegen, afhankelijk van hoe een keuze wordt gepresenteerd (of “geframed”), en ze geven disproportioneel veel gewicht aan mogelijke verliezen in vergelijking met mogelijke winsten. Dit geldt in de geboortezorg mogelijk extra sterk omdat het mogelijke ‘verlies’ het doemscenario van zo’n beetje elke aanstaande ouder is en de ‘winst’ niet altijd tastbaar te maken is (want hoe kwantificeer je een positieve bevalervaring?).
Emoties
Ondertussen is er tal van sociaal psychologisch onderzoek naar beslissingen en gedrag gedaan en weten we dat emoties een grote rol spelen in ons beslissingsproces (Lowenstein, 2001). Angst kan mensen bijvoorbeeld voorzichtig maken en ertoe leiden dat ze risico’s vermijden, terwijl woede juist kan leiden tot impulsieve, risicovolle keuzes. Context en omgeving zijn ook van invloed. We zijn vaak meer bereid risico’s te nemen als we ons in een groep bevinden of als we onder tijdsdruk staan.
Het is de vraag of mensen altijd gebaat zijn bij méér keuzemogelijkheden. Sociaal psycholoog Barry Schwartz stelt in zijn boek The Paradox of Choice (2016) dat te veel opties meer cognitieve inspanning vereisen, wat leidt tot besluiteloosheid en meer spijt over onze gemaakte keuzes. Hij haalt het beroemde ‘jamexperiment’ aan dat gedragswetenschappers Sheena Iyengar en Mark Lepper in 2001 deden en waaruit bleek dat consumenten eerder geneigd waren een potje jam te kopen als ze uit maximaal zes smaken mochten kiezen, dan dat ze voor een tafel met 24 opties stonden. Te veel opties, was hun conclusie, leidt ertoe dat mensen géén keuze maken.
‘The Art of Choosing’
Interessant in de context van dit artikel is ook het werk van econoom, ‘keuze-expert’ en auteur van het boek The Art of Choosing (2011) Sheena Iyengar, de bedenker van het hierboven genoemde jam-experiment. In een van haar TedTalks vertelt ze over het onderzoek waarin ze Franse en Amerikaanse ouders vergeleek die de beslissing moesten nemen om de behandeling van hun zieke baby te staken. De Amerikaanse ouders waren volledig beslissingsbevoegd, in Frankrijk was het een gezamenlijke beslissing van ouders en medici. De laatste groep keek een jaar later, ondanks hun diepe rouw, beter terug op het keuzeproces.
In een lang essay in een Amerikaans universiteitsblad (Iyengar, 2022) schrijft ze: “We denken dat als we onze kaarten goed spelen, we onze weg naar geluk kunnen kiezen. Na bijna twee decennia van onderzoek, durf ik wel te stellen dat we veel meer uit keuzes in ons leven halen als we begrijpen dat we niet altijd weten hoe we moeten kiezen en dat keuze zijn beperkingen heeft. We associëren keuze met vrijheid. En we zijn gaan geloven dat kiezen de beoefening van vrijheid is. Dus wanneer we een keuze maken, vragen we niet alleen: ‘Wat heb ik nodig en wat wil ik?’ We stellen onszelf een veel complexere vraag. Wat we eigenlijk vragen is: ‘Wie ben ik? En gegeven wie ik ben, wat wil ik? En gegeven wat ik wil, wat zou ik moeten kiezen?’
Er is volgens Iyengar niets mis met zeggen: ‘Ik zou graag minder keuze willen, alsjeblieft. Ik neem wat jij neemt. Ik kies ervoor om niet te kiezen.’ Ze schrijft: “Soms is dit het beste wat we voor onszelf kunnen doen, en het vermindert noch onze vrijheid, noch onze individualiteit. Ieder van ons zou zichzelf moeten afvragen welke keuzes echt de moeite waard zijn en welke ons simpelweg afleiden van onze grotere doelen. Kiezen is niet simpelweg het ene boven het andere verkiezen. Het is een verantwoordelijkheid om het betekenisvolle en inspirerende te scheiden van het triviale en ontmoedigende.”
Paradox in geboortezorg
In het -zeker op sociale media- dominante discours over (voorbereiden op) bevallen is de nadruk op eigen keuzes maken groot, misschien zelfs wel dwingend. In het nog altijd even actuele boek Risk and Choice in Maternity Care: An International Perspective (2006) stelt onderzoeker (en een van de eerste mannelijke verloskundigen in Groot-Brittannië) Andrew Symon dat er in Westerse landen sprake is van een paradox: de geboortezorg is steeds meer gefixeerd op (het voorkomen van) risico’s en tegelijkertijd is er een grotere maatschappelijke vraag naar keuzevrijheid. In deze situatie staat de enige verantwoordelijke keuze rondom bevallen gelijk aan de keuze die risicoverlagend is. Een slechte uitkomst is daarmee al snel de verantwoordelijkheid van de zwangere. Daarom accepteren zwangeren volgens Symon in meerderheid de aangeboden zorg; we hebben collectief de overtuiging verinnerlijkt dat het aanvaarden van de autoriteit van zorgverleners (en dus meegaan in het risicomijdende richtlijnen en protocollen) gelijk staat aan het afwenden van rampspoed (een gehandicapte of overleden baby). Het neoliberale idee dat mensen in staat zijn autonoom keuzes te maken, wordt schromelijk overschat, stelt Symon. Het heeft oog noch begrip voor de maatschappelijke, culturele-religieuze en psychosociale context waarbinnen mensen in het algemeen en zwangeren in het bijzonder keuzes moeten maken.