We kennen allemaal wel de Fight, Flight en Freeze. Maar er is nog een vierde ‘F’ in het rijtje overlevingsstrategieën: Fawning (“bevrienden”). De term werd bedacht door de Amerikaanse psychotherapeut Pete Walker (ik kan het niet uitstaan, maar ik heb nergens het ‘geboortejaar’ van de term kunnen vinden. Het blog waarmee Walker de term voor het eerst gebruikte, is niet gedateerd). Het is een super relevant begrip, omdat juist bij vrouwen en andere fysiek kwetsbare groepen zoals kinderen voorkomt. Fawning valt in dezelfde categorie als bevriezen, maar uit zich anders: door net te doen alsof je bevriend bent met de bedreiging/de dader.
Feitelijk imiteert deze strategie een veilige, ventrale vagale staat, terwijl we ons heel anders voelen (namelijk angstig en bedreigd). Om het nog ingewikkelder te maken, is dit meestal geen bewust proces en is het een door socialisatie diep verankerd gedrag van met name meisjes en vrouwen; beter lachen en een grapje maken dan dat je de avances van een vent kordaat afwimpelt, omdat dit je een grote kans geeft om daarna te kunnen vluchten. De logica achter deze strategie is dat hoe stiller, ‘liever’ en minder bedreigend wij zijn, hoe groter de kans is dat we niet “aangevallen” worden. Kortom: het brave meisjes-syndroom.