Er zijn twee opties: de zwangere/barende wil iets niet of ze wil iets juist wél. De eerste categorie wensen is overzichtelijker; je hebt altijd het recht bepaalde zorg te weigeren. Altijd. Nee = nee, ook tijdens een wee. Anders is het als de zwangere een bepaalde interventie juist wél wil, maar daar geen directe medische reden voor is. Deze zorg kan niet opgeëist worden, maar ze mag wel van de zorgverlener verwachten dat wensen serieus genomen worden en dat er gekeken wordt naar wat er mogelijk is.
Als een zwangere wensen heeft buiten de richtlijn, zijn er grofweg drie opties voor de zorgverlener: de richtlijn opdringen, de cliënt de deur wijzen, of meegaan in een ‘minder veilig’ alternatief. Opties 1 en 2 zijn niet mogelijk. Opdringen mag niet, omdat wilsbekwame vrouwen het recht hebben de adviezen van hun zorgverlener af te wijzen. In Nederland mag je mensen niet behandelen zonder hun expliciete toestemming. Je kunt een cliënt wijzen op de voor- en nadelen van elke keuze, maar niet één standpunt opdringen.
Daarnaast bestaat er zorgplicht: vanaf het moment dat een zwangere bij een zorgverlener in zorg is, heeft die de wettelijke plicht goed voor haar te zorgen. Dat betekent onder meer dat een overdracht aan een collega of ziekenhuis niet mogelijk is zonder expliciete toestemming van de cliënt. Verloskundige zorgverleners hebben een inspanningsverplichting om een zwangere/barende bij te staan in een noodsituatie, ook als deze door de persoon zelf gecreëerd is. De deur dichtgooien als een zwangere/barende wensen heeft buiten de richtlijn, is dus niet toegestaan en kan tot gevaarlijke situaties leiden.
Wat dan wel?
Zorgverleners kunnen (en mogen) altijd beargumenteerd van de richtlijnen of protocollen afwijken. Omdat zorgverleners het soms lastig vinden om daar concreet invulling aan te geven, is eind 2015 een door de KNOV en NVOG gezamenlijke leidraad door gynaecologen en verloskundigen vastgesteld: de Leidraad Verloskundige zorg buiten de richtlijnen. Deze leidraad biedt zorgverleners concrete handvatten over hoe om te gaan met verzoeken van zwangeren om zorg buiten de richtlijnen om te ontvangen. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) verplicht alle VSV’s deze richtlijn in hun eigen regio handen en voeten te geven. Recente juridische en tuchtrechtelijke procedures laten zien dat er in de praktijk geworsteld wordt met vrouwen met degelijke zorgvragen. Zoals de zwangere Sophie (niet haar echte naam) in de Bravis-zaak, die met een medische indicatie poliklinisch wilde baren met haar eigen eerstelijns verloskundige.
Hoe zit het met juridische vervolging?
Dat veel zorgverleners huiverig zijn om tegemoet te komen aan wensen buiten de richtlijn, is niet vreemd; het is niet makkelijk om buiten je comfort zone te treden en bovendien kan de collegiale druk in de keten groot zijn. Daarnaast zijn er in het recente verleden enkele geruchtmakende tuchtzaken geweest, waarbij verloskundigen die buiten de richtlijnen handelden berispt, of zelf geschorst werden. Bij een tuchtzaak in 2013 oordeelde het tuchtcollege dat de verloskundigen geen behandelrelatie met de barende vrouwen aan hadden mogen gaan.
Een richtlijn of protocol is echter geen in beton gegoten natuurwet; beargumenteerd afwijken mag, móet zelfs als de situatie daar om vraagt. De richtlijn ‘Verloskundige zorg buiten de richtlijnen’ geeft handvatten waar een zorgverlener zich aan kan vasthouden als een dergelijke zorgvraag zich voordoet. De richtlijn stelt:
“U bent niet verantwoordelijk voor een weloverwogen keuze van een wilsbekwame zwangere. U bent wel verantwoordelijk voor een zorgvuldige procedure en wijze van handelen, maar niet voor de uiteindelijke uitkomst. U moet er wel alles aan gedaan hebben om de zwangere in zorg te houden en dit ook hebben gedocumenteerd. Dit geldt zowel voor de eerste- als de tweedelijns zorgverlener.”
Meer weten? Je kunt als zorgverlener de masterclass ‘Zorgvragen buiten de richtlijn’ bekijken.