Wat is een fluxus?
Er bestaan verschillende definities van een fluxus postpartum. Door de WHO (2003) wordt het aantal ml bloedverlies opgedeeld in drie categorieën:
- Postpartum haemorrhage (PPH): 500 tot 1000 ml (veel onderzoeken houden deze definitie aan)
- Ernstige postpartum haemorrhage (PPH): 1000 tot 2500 ml
- Zeer ernstige postpartum haemorrhage (PPH): meer dan 2500 m
In Nederland wordt een fluxus als gevolgd gedefinieerd:
Hemorraghia postpartum (HPP): meer dan 1000 ml bloedverlies (NVOG 2015; Prins, 2019).
Een fluxus kan ook op een ander moment optreden, maar in dit artikel hebben we het over de fluxus postpartum, dus ná de geboorte van de baby.
In 2020 kregen 5,91% van de vrouwen te maken met een fluxus postpartum. Zij bevielen tijdens de à terme periode (37+0 – 41+6) en waren zwanger van een eenling.
Fluxus postpartum | Eerste lijn | Tweede lijn | Onbekend | Totaal |
Nullipara | 2,47% | 8,27% | 4,54% | 7,12% |
Multipara | 1,72% | 6,87% | 4,65% | 4,99% |
Totaal | 1,93% | 7,57% | 4,45% | 5,91% |
De afgelopen jaren is gezien dat een fluxus in westerse landen vaker voorkomt. Sommige onderzoeken laten zien dat dit door de stijging in inleidingen en keizersnedes kan komen, andere onderzoeken ontkrachten dit verband (Wickham, 2018). In Nederland is in de landelijke registratiedatabase deze stijging ook te zien. In 2000 was het percentage fluxus 4,1% en het percentage is 5,91% in 2020 (NTVG, 2016; Perined, 2021)
Oorzaken
- De belangrijkste oorzaak van een fluxus is atonie van de baarmoeder, dat betekent dat de baarmoeder onvoldoende samentrekt. Hierdoor laat ofwel de placenta niet goed los en/of het wondvlak van de placenta sluit niet goed. Atonie is bij 70% van de gevallen de oorzaak.
- Daarnaast kan ook een trauma aan het baringskanaal (vagina, cervix of baarmoeder) een fluxus veroorzaken.
- Placentaresten zijn in 10% van de gevallen de oorzaak van fluxus (Prins, 2019).
- Als laatste kan een stollingsstoornis de oorzaak zijn. Stollingsstoornissen kunnen ook tot een verergering van de klinische situatie lijden (NVOG, 2015).
- Meer over het onderwerp fluxus in anamnese (dus een eerdere fluxus) kun je als geboortewerker zien in de masterclass Fluxus in de anamnese. Voor zwangeren volgt er in februari 2024 een webinar Fluxus in anamnese.
Gevolgen van een fluxus
Onderzoek uit 2008 (Zwart et al.) laat zien dat van alle vrouwen die een fluxus kregen, bij 6,25% een IC-opname, een chirurgische interventie of een bloedtransfusie van meer dan 4 zakken rode bloedcellen nodig was (of een combinatie hiervan). In een zeldzaam geval (ongeveer 5 op de 100.000 in de gehele populatie) kan het Syndroom van Sheehan ontstaan na een ernstige fluxus (Kristjansdottir et al., 2011) of kan een ernstige fluxus leiden tot overlijden. In Nederland overleden 18 vrouwen in een tijdsbestek van 13 jaar aan een obstetrische fluxus (niet alleen na de bevalling, maar in de hele periode van zwangerschap, baring en kraamtijd) (Schutte et al., 2010).
De impact van bloedverlies verschilt voor iedere vrouw en is niet alleen afhankelijk van de hoeveelheid. De impact van het bloedverlies op de gezondheid van de vrouw, hangt onder andere ook af van haar algemene staat van welzijn, de snelheid van het bloedverlies, haar hemoglobinewaarden en haar bloedstollingssysteem. Bij sommige vrouwen zullen klinische klachten optreden na meer dan 1000 ml. Bij bijvoorbeeld pre-eclampsie of anemie kunnen juist bij minder bloedverlies al klachten ontstaan (NVOG, 2015).
De gevolgen van een fluxus kunnen divers zijn, waarbij de ene vrouw vlot herstelt en het bij een andere vrouw maanden (of langer) kan duren voordat ze is hersteld. Onder andere een ijzergebreksanemie met daarbij extreme vermoeidheid en een moeizame start van de borstvoeding kunnen optreden na een fluxus. Ook mentaal kan het herstel sommige vrouwen zwaar vallen, door de heftigheid van de complicatie, waarbij sommige vrouwen een postpartum depressie kunnen ontwikkelen.
Verhoogd risico op een fluxus
De NVOG (2015) houdt wat betreft risicofactoren op een fluxus aan:
- Een fluxus in de voorgeschiedenis
- Factoren die leiden tot een verhoogde kans op atonie: grote uitzetting van de baarmoeder (bij verwacht groot kind, polyhydramnion of meerlingzwangerschap), langdurige baring, kunstverlossing, inleiding van de baring, infectie, myomen, grande multipariteit
- Laceraties zoals een litteken in de baarmoeder (bijvoorbeeld na eerdere keizersnede), bindweefselaandoening
- Eerdere vastzittende placenta of risico op placenta increta/percreta
- Maternale ziekten en/of medicatiegebruik, bijvoorbeeld een stollingsstoornis, HELLP-syndroom
- Andere ingreep aan de baarmoeder in het verleden.
In deze gevallen wordt actief leiden geadviseerd.