Hoofdstuk 2 van 8
In uitvoering

2. Wat is het risico van een vitamine K-tekort?

Een tekort aan vitamine K hangt samen met een verhoogd risico op bloedingen. Een bloeding als gevolg van een vitamine K-tekort wordt Vitamine K-Deficiëntie Bloeding genoemd, oftewel VKDB. Bij baby’s zijn er drie vormen VKDB (tabel 1). Van deze drie vormen is late VKDB verreweg de meest gevaarlijke vorm. Van de baby’s met late VKDB, krijgt 30 tot 57% een bloeding in de hersenen (Busfield, McNinch & Tripp, 2007; Lippi & Franchini, 2011). Bij een hersenbloeding kan de baby -afhankelijk van de plek en ernst van de bloeding- volledig genezen tot een ernstige ontwikkelingsachterstand ontwikkelen. Het risico op sterfte bij late VKDB is 3 tot 20% (Busfield, McNinch & Tripp, 2007; Lippi & Franchini, 2011). Bij baby’s kan VKDB duidelijk worden door zichtbare bloedingen, maar ook door slecht drinken, onrust, slaperigheid, afwijkende kleur van de huid of braken (Wickham, 2017).

Vorm VKDB OntstaanSymptomen
Vroege VKDBBinnen 24 uur na de geboorteBloedingen, met name in de buikholte en hersenen, maar ook in het beenvlies, huid en borstholte.
Klassieke VKDBTussen 24 uur en 7 dagen na de geboorteBloedingen, met name onderhuids, in de ingewanden, in de neus of uit een besnijdeniswond. Bloedingen in het hoofd zijn zeldzaam.
Late VKDBTussen 8 dagen en 4 maanden na de geboorteBloedingen, vooral onderhuids, in de ingewanden en in het hoofd.

Tabel 1:  Vormen van VKDB (Lippi & Franchini, 2011; Shearer, 2009)

Bij vermoeden van VKDB wordt de pasgeboren baby meestal opgenomen op de NICU. De behandeling bestaat uit vitamine K-toediening en eventueel een bloedtransfusie. Na de vitamine K-toediening is de baby doorgaans binnen 3 á 4 uur stabiel. De bloedwaarden zijn meestal binnen 24 uur weer normaal, tenzij er sprake is van malabsorptie (Gopakumar et al., 2010; Lippi & Franchini, 2011). Bij een hersenbloeding is een operatie soms nodig.

Hoe groot is het risico op bloedingen door een vitamine K-tekort (VKDB)? 

Het risico van late VKDB zonder vitamine K-toediening bij pasgeborenen is:

  • Hoge-inkomenslanden: ongeveer 9 gevallen per 100.000 levendgeborenen; dit is ongeveer 1 geval per 11.000 en komt neer op 0,009%
  • Lage- en middeninkomenslanden: ongeveer 80 gevallen per 100.000 levendgeborenen; dit is ongeveer 1 geval per 1.250 en komt neer op 0,08%
    (Sankar et al., 2016; Wickham, 2017)